EEN TEMPEL IN HET HOF VAN EDEN
Hoe belangrijk het station voor Baarn was,
kwam dus in die Mollerus-instructie duidelijk naar voren. Toch zou het nog een
lange tijd duren, voor er op dat plein een heuse politiepost verscheen.
Aannemer J. Hartog kreeg voor het bedrag van f 1121, 90 op 28 november 1896 de
opdracht er een houten wachtpost te realiseren.
In eerste opzet stond dit groene gebouwtje op
de hoek van het Stationsplein met de Spoorweglaan (nu Gerrit v.d. Veenlaan
geheten), waar thans een benzinepomp te vinden is.
Maandag 15 februari 1897 werd het in gebruik
genomen. Wie uit het station het plein kwam oplopen, dacht vermoedelijk dat
Baarn er een tearoom bij gekregen had. Het leek immers meer op een 'melkhuisje'
(de omschrijving, die de Baarnsche Courant er in dat jaar aan gaf), dan op een
politie-wachthuisje. Volgens dat krantenbericht zou de nieuwe aanwinst 'met
zijn ietwat koket voorkomen en zijn verandaatje', zodanig geen slecht figuur
slaan.
Een onbescheiden naar binnen geworpen blik (van
'open dagen' was in die tijd nog geen sprake, laat staan van een uitnodiging
even te komen kijken) leerde, dat het huisje zowel van binnen als buiten
degelijk afgewerkt was.
Er stond een tafel met twee stoelen en het
fragment van een tuinbank. Als achterwand zag men drie deuren, de middelste in
vlakke, de beide buitenste in diagonale lijn. Dat leverde twee bewaarplaatsen
voor tijdelijke 'logeergasten' op, terwijl de middendeur toegang gaf tot een
'zekere gelegenheid'.
Hoewel de Courant toen al kritiek had op de
gekozen plaats om de politie te vinden, men noemde het toch 'een stap vooruit'.
Naar men hoopte 'voor dag en nacht en zonder gesloten uren'.
Dat het 'kapelletje' vaak werd aangezien voor
een plaats, waar een borrel verkrijgbaar was, was voor de politie zacht gezegd
onaangenaam. Nog vervelender was, dat er een hoogteverschil te overbruggen was,
waar nog al eens iemand (vooral 's avonds in het donker) een val maakte.
Gelukkig werd daar verbetering in
aangebracht. Want aan de voorgevel werd een lamp gemonteerd, waarop bovendien
met duidelijk zichtbare letters 'Politie' geschreven stond. Wat die verlichting
betreft, is het goed te beseffen dat ongeveer gelijke tijd pas aan de
Maatschappij 'Electra' te Amsterdam concessie werd verleend voor de aanleg en
exploitatie van een 'elektrische geleiding tot de verschaffing van elektrisch
licht in deze gemeente'.
Links boven:
Het Stationsplein kort na de eeuwwisseling, met koetsjes in plaats van taxi's als snorders. De allereerste plaats voor de politiepost (melkhuisje) werd gevonden nabij de (toen nog) Spoorweg/aan (nu G. v.d. Veen/aan).
Links onder:
Dat zelfde politiebureau, nadat het gebouwtje naar de andere kant van het Stationplein gerold was. Toen met de drie manschappen, de lamp en de aanduiding op de voorgevel.
Rechts:
Na de bouw van een groot politiebureau achter het gemeentehuis, werd die post omgetoverd in een Verkeershuis voor 'Baarns Bloei'.
Op 1 april 1900 werd de heer J .E. de Celliée Muller door de gemeente Baarn benoemd tot inspecteur van politie. Hij kreeg zijn kantoor overigens niet aan het Stationsplein, maar in de voor de politie gereserveerde kamer in het gemeentehuis. Daar moest trouwens ook het publiek zich vervoegen, ondermeer voor gevonden en verloren voorwerpen. Zouden er nog oudere Baarnaars zijn, die zich herinneren hoe deze nieuwe functionaris door ons dorp reed op zijn race fietsje? Of die zich hoofdagent Kats nog voor het wachthuisje aan het Stationsplein voor de geest kunnen halen?
Geleidelijk werd het korps gemeentepolitie
uitgebreid. Van de dienstdoende korpsleden werd W. Heere op 30 mei 1906 tot
onder keurmeester in Baarn benoemd van vlees en dergelijke. Overigens tegen
het advies van de heer Daams in, die in 1894 in ons dorp veearts (en als
zodanig keurmeester) was geworden. Later zou die Daams de eerste directeur van
ons slachthuis worden.
Het korps wordt te groot om namen te noemen.
Een uitzondering voor de heer J .A. Struik, die hier op 1 februari 1908 tot
agent benoemd werd en elders nog in dit boekje een rol zal spelen. Trouwens,
ook zijn grootte, of beter gezegd het tegenovergestelde, zou hem in onze
gemeente onvergetelijk maken. Door zijn kleine postuur werd hij al gauw 'kruimeltje'
door de straatjeugd genoemd.
Voorts nog vermelding van agent van politie
ten Harkel, die in de Sparrenlaan woonde en achter zijn huis een kleine barak
kreeg, waar patiënten met een besmettelijke ziekte terecht kwamen.
De politie had in die tijd een 'makkie' in
Baarnse gemeentedienst. Diefstal was zo rond de eeuwwisseling in ons dorp
nauwelijks denkbaar. Soms moest opgetreden worden tegen een dronkenman op de
openbare weg. Hoewel zo'n overtreder eigenlijk geen moeilijkheden opleverde
voor het verkeer. Doodeenvoudig omdat dit er niet of nauwelijks was.
Met de komst van de grote villa's in diverse
parkwijken van Baarn nam hier ook het aantal bewegingen op straat toe. Koetsen,
vigilanten, landauers en noem maar op welke rijtuigen, zij kwamen steeds vaker
in de Baarnse straten te rijden. Naast de koetsier soms een palfrenier, die
deftig zijn arm links uitstak, wanneer het rijtuig naar rechts zwenkte. Of
omgekeerd natuurlijk. U leest het goed, net omgekeerd met nu.
De boog kan niet altijd gespannen zijn.
Links boven:
Een winterse bezoeker aan het politiebureau. Links onder:
De estafette-atletiekploeg uit Baarn, welke aan de Paleistocht naar Apeldoorn deelnam.
Rechts:
Wie het kleine niet eert, is het grote niet weert!
Al die bedienden in livrei, of rijk
gegalonneerde uniformen moesten mede de deftige staat van de families
aangeven. Inclusief hoeden met kokardes, want die zag men ook steeds meer bij
de uitrusting.
Men zegt dat van de knopen van die uniformen
viel af te lezen, hoe rijk en belangrijk zo'n familie wel was. Zilveren knopen
werden verkozen boven koperen, maar op hun beurt weer afgetroefd door gouden.
Het verhaal wil, dat een Baarnse toneelvereniging daar later wel bij gevaren is
en ooit op een publieke verkoping een financieel voordeeltje van de eerste
orde haalde. Had de veilingmeester ooit gehoord van echte gouden knopen aan
zo'n uniform?! Het is alles nog zo recent, maar er ontstond een Hoog Baarn
naast Laag Baarn. Steenrijke villawijken tegenover arme buurten als de Hei, de
Dijke, Zandvoort (de boerderijen niet meegerekend) en zo nog meer. Tegenover
kapitale villa's huisjes met slechts één kamer, waarin dan ook nog plaats moest
zijn voor een of twee bedsteden.
De bewoners waren veelal daggelders, die
moesten leven van een weekloon van een gulden per dag. Wat maar met dubbeltjes
opliep, wanneer langere werktijden van 's morgens zeven tot 's avonds negen uur
gemaakt werden.
Daarvan moest meestal een gulden tot soms
welf 1, 75 per week als huur afgedragen worden. Geen wonder dus dat vrouwlief
nog wel eens bij wilde springen om een extra centje
te verdienen. Bijvoorbeeld met wassen en
strijken, maar voor zo'n kwartje was moeder de vrouw vaak meer dan een halve
ochtend in de weer. Ook al om volgeladen mangelbakken - zoals die houten bakken
vol schoon wasgoed om te mangelen heten - weer netjes in de plooi te krijgen.
De verandering van Baarn in villadorp bracht
overigens wel enige verbetering. De vraag naar koetsiers, huisbedienden,
tuinknechten, goede werksters of een eerste, tweede en soms zelfs wel een derde
meisje werd steeds groter. Bij de sollicitaties stonden trouw, eerlijkheid en
vooral zwijgzaamheid hoog in het vaandel.
* * *
Weinig rijtuigen eerst nog op de Amsterdamsestraatweg, maar toch werd in die weg een viaduct over het spoorravijn gemaakt. Terwijl elders afgesneden lanen het zelfs met een onbewaakte overweg moesten doen. Vreemd genoeg (ach ja, waarom gemakkelijk als 't ook moeilijk kan) met een wonderlijke 'knik' in de rijbaan van de Amsterdamsestraatweg. Men ging niet rechtdoor, maar moest schuin het ravijn over.
Daar kwam in de latere versies verandering
in. Maar eerst zocht men de verbetering van de veiligheid in een verhoging van
de oude, nog lage brugleuningen. In februari 1900 werden die zijkanten
opgetrokken, omdat op de 20ste juni van het jaar daarvoor het paard voor het
rijtuig van Waldheim-bewoner Teixera de Mattos op hol sloeg, toen het dier
schrok van de rook van een passerende locomotief.
Toen de eerste automobielen in Baarn op de
weg verschenen, was het de chauffeur van zo'n hectische wagen verboden een
rijtuig in te halen, zonder dat de koetsier hem daartoe het sein had gegeven.
Anders zou het voor het paard veel te gevaarlijk zijn.
Deze verordening leverde Ant.Joh. Messing -
een van de eerste Baarnaars in zo'n vierwieler en grondlegger voor een bekend
automobielbedrijf in ons dorp - trouwens in 1905 nog een bekeuring op. Hij
passeerde met zijn auto (kentekenbewijs L 99) op het Stationsplein een voor
hem rijdend rijtuig.
Het hielp hem niets, of de koetsier Messing
eerst een teken had gegeven, dat hij erlangs kon. Voorschrift is voorschrift en
een agent, zittend in het politiebureautje op het plein had de inhaalmanoeuvre
zelf gezien. En hij liet zich niet vermurwen de autobestuurder op de bon te
slingeren.
* * *
De sfeer in de Baarnse gemeenschap zo rond de
eeuwwisseling kan wellicht het beste getypeerd worden met een citaat uit het
Baarnsch Nieuwsblad over de Oud- en Nieuw viering in die tijd in onze gemeente.
Daarin lezen we:
'De Nieuwjaarsdag kenmerkte zich hier ter
plaatse door een aangename rust. De meeste lokaliteiten met vergunningen waren
gesloten, hetgeen de nuchterheid der bevolking ten goede kwam. Anders wordt
zo'n dag, waar velen de kunst niet verstaan verkregen geld te sparen, zo licht
tot een dag van dronkenschap en baldadigheid.
Onze burgemeester (men bedoelde F.F. Baron d'Aulnis
de Bourouill) die het verzoek tot cafésluiting deed, verdient daarvoor de dank
van alle weldenkenden. Jammer, dat er toch nog altijd een paar caféhouders
zijn, die menen het buitenkansje van zo'n dag niet te mogen laten lopen.
Misschien zou er reden kunnen zijn voor de burgemeester om voor hen zijn
verzoek in een bevel te veranderen. Vooral als het er niet rustig toegaat,
zoals op Nieuwjaarsdag in het café van V. aan de Nieuw Baarn straat, waar men nogal
rumoerig huishield. Dat was, voor zover wij weten, de enige wanklank van die
dag.
De aanmaningen van de onthoudersverenigingen
te dezer plaatse om toch vooral op zulke feestdagen geen drank aan te bieden,
zijn stellig door velen opgevolgd en door zo goed als allen ten zeerste
gewaardeerd.'' (Einde citaat).
* * *
In schril contrast daarmee eindigde
bijvoorbeeld het jaar 1912 weer met een moord in Baarn. Waarbij tevens nog de
ongezonde naijver en jaloezie, die zo lang tussen Baarnaars en hun Soester
buren bestaan heeft, opnieuw oplaaide. Het slachtoffer was Joseph Cosijnse uit
de Oosterstraat, die op de morgen van Eerste Kerstdag ruzie maakte met enkele jongens,
die op straat een meisje lastigvielen.
Een woordenwisseling welke was gehoord door
drie Soestenaren, die daar later die dag op terugkwamen.
Het drietal had zich die dag vol laten lopen
in een café, kwam 's avonds Cosijnse weer tegen en begon hem te tarten met wat
zich 's morgens had voorgedaan. In plaats van toen die jongens onder handen te
nemen kozen zij de andere partij uit. Nu was dat niet tegen een dove gezegd,
want die Baarnaar meende wel drie tegelijk aan te kunnen. Maar voor hij in
actie kon komen liep een van die drie Soestenaren op hem toe en stak, terwijl
Cosijnse zijn jasje uittrok, hem zodanig, dat hij bloedend ter aarde stortte.
Geschrokken gingen de drie aanvallers er op
een fiets vandoor, terwijl het slachtoffer een huis werd binnengedragen. De
gewaarschuwde doktoren Muisken en Vriesendorp, schoten snel te hulp, maar de
man was al buiten kennis geraakt door veel bloedverlies uit wonden in het
achterhoofd en hals. De eerste hulp had dan ook geen baat. Zonder tot
bewustzijn te komen, overleed het slachtoffer ter plaatse. De man liet een
vrouw en vier nog jeugdige kinderen achter.
De politie stelde natuurlijk onmiddellijk een
onderzoek in en nog diezelfde nacht werden drie Soestenaren in hun woning
gearresteerd. Zij werden in het wachthuisje aan het Stationsplein opgesloten.
Burgemeester d' Aulnis leidde persoonlijk het onderzoek en nam het verhoor af.
Dat onderzoek, wat op het gemeentehuis
plaatsvond, werd 's middags om vier uur door de Officier van Justitie uit
Utrecht overgenomen. Daarheen waren de daders onder bewaking van het voltallige
politiekorps gebracht. Die zware begeleiding was maar al te noodzakelijk, want
er was een talrijk publiek op de been en die lieten het niet bij luide
verwensingen en verwijten. Een zuster van de overledene drong door de rijen
heen en vloog een van de arrestanten aan. Kortom, de politie had handen vol
werk hen tegen de woede van de menigte te beschermen.
Naast het gemeentehuis was een cachot in de
kerktoren ter beschikking voor verder verblijf, maar al gauw besloot men de
daders naar Utrecht over te brengen en ter beschikking van de justitie te
stellen. Dat transport ging zwaar geboeid en ook toen was er weer veel publiek
op de been. Alom was te horen, dat ook hier de drank weer in 't spel was.
OP ROLLETJES
Niet alleen bleek op die tweede januari de
nodige mankracht gemobiliseerd te zijn, ook het publiek wilde wel eens zien hoe
zo'n ongebruikelijk transport in zijn werk zou gaan. Het waaide die morgen
flink. "Ze hebben vergeten bij Eemnes de deur dicht te doen",
pleegden de Baarnaars dan te zeggen. Knap arrogant, maar daar hadden vele
plaatsgenoten toen toch zo'n handje van. 'Baarn is een stad, Soest een gat.
Eemnes een waterpoel, Eemdijk een kakstoel', was bijvoorbeeld een rijmpje, waaruit
die veronderstelde superioriteit tegenover onze buurgemeenten tot griezelige
uiting werd gebracht.
Om zeven uur die morgen werden de werkzaamheden
gestart en het moet erkend worden, 's middags om drie uur was het gebouwtje al
naar zijn nieuwe stekkie gerold. Daar zou het nog geruime tijd dienstdoen voor
het bescheiden politiekorps, dat in Baarn nodig was.
Pas na de Eerste Wereldoorlog erkende men dat
de beschikbare oppervlakte van deze politiepost aan het Stationsplein te klein
werd voor het toen al groeiende korps. Dat aantal was toen al gestegen tot 15
man, ingedeeld in drie klassen. Daarboven de hoofdagent en aan de top de
inspecteur, waarvoor de kamer in het gemeentehuis ingeruimd was. Op 1 september
1917 steeg het inwonertal boven de 10.000. Het aantal raadsleden werd van 13
tot 15 uitgebreid, zij het pas na de volgende volkstelling (welke eens per 10
jaar werd gehouden) in 1919.
Er werd met het oog op het toenemende verkeer
zelfs gepleit voor een derde post, welke dan op de Oosterhei gesitueerd zou
moeten worden. Maar in de gemeenteraad was daarvoor geen meerderheid te
vinden, evenmin trouwens als voor een derde post in Lage Vuursche. Wel werden
daar twee nachtwachten aangesteld.
Even iets over de beloningen. De Baarnse
inspecteur verdiende niet meer dan f 1200,-, zij het dat daarmee de
minimumgrens was aangegeven. Er waren zeven tweejaarlijkse verhogingen
ingecalculeerd, waardoor dat bedrag tot maximaal f 1550,- per jaar opgetrokken
werd.
Nu ja, daarnaast kreeg de chef nog een
afzonderlijke jaarlijkse vergoeding van/ 100,- als kleedgeld. In de gemeenteraad
werd gepoogd dit aparte bedrag toe te voegen aan de jaarwedde. Want, zo
redeneerde men, zoveel geld wordt eigenlijk toch niet jaarlijks voor een nieuw
uniform besteed. Met dat kostuum kon de inspecteur wel tien jaar doen, aldus de
vaststelling.
Het korps gemeentepolitie Baarn 1921 V.l.n.r.
Bovenste rij: W. v.d. Pol, L. v. 't Hof, A.
G.M. Westendorp, K. Vieregge, onbekende Rijkswacht, W.A. van Breda, J.A.
Struik, H. Onck.
Middelste rij: J. Boelens, L. ten Harkel, C.l.
Puijmbroek, W.G. Bos, M. v.d. Goot, J.S. Weusthof, P. Bree.A, Krikke, J. van Burgeler,
Schaap. Voorste rij: W. Vedder, J. Vos, P. Straat man, J.R. du Cellier Muller (korpschef), K. Brinks, W. Huisman, W. v.d. Laan.
Maar anderen wisten voor te rekenen, dat zo'n
structurele verhoging wel eens schele ogen bij andere ambtenaren op het
gemeentehuis kon geven. En dus werd alles toch maar bij de oorspronkelijke
opzet gelaten.
* * *
Terug naar de ontwikkelingen rond de politiehuisvesting. Eind 1919 sprak de gemeenteraad zich in principe uit voor de noodzaak, dat er een nieuw bureau moest komen. Daarvoor koos men een plaats aan de Stationsweg in de achtertuin van het gemeentehuis. Enkele jaren eerder was daar al een nieuwe voorziening voor een losstaand arrestantenverblijf getroffen. Vijf maanden na die principe-uitspraak volgde het definitieve raadsbesluit. Laagste inschrijver was de Baarnaar A.J. W. Vos met f 103 .000,- en aan hem werd het werk gegund. De hoogste inschrijving vermeldde f 134.000,-. Vos leverde het gebouw overigens niet op tijd op en werd daarvoor beboet. Later schold de gemeenteraad hem die straf weer kwijt.
Op 21 juli 1921 werd uiteindelijk dat nieuwe
(nu mede voor de uitbreiding van het gemeentehuis weer gesloopte) politiebureau
in gebruik genomen. Het ontwerp kwam van de gemeente-architect F .F. de Eloois.
Hij was in 1905 door burgemeester d' Aulnis naar Baarn gehaald en kreeg de
vrije hand een goede gemeentelijke dienst op te zetten. Baarn was wel gegroeid,
maar telde op dat punt zeker een achterstand. In 1907 al bewees hij zijn
kwaliteiten met het ontwerpen van ons gemeentehuis op de hoek Laanstraat-Brink.
In samenwerking met opzichter-tekenaar J .J.
Diekman (in 1939 bij het afscheid van de Eloois bevorderd tot directeur) zijn
er diverse grote gebouwen in Baarn gerealiseerd. In die periode dat
politiebureau, plus een slachthuis en kleuterschool Lenteleven. Ook heeft hij
nog drie scholen op zijn naam, het badhuis, het Nutsgebouw en het pompstation.
Rechtsonder:
Twee agenten (geheel rechts Struik, die in
dit boekje enkele keren genoemd wordt) voor een stoet met versierde fietsen,
georganiseerd door School- en Werktuinen. Links
Parkbaas Groeneveld van Paleis Soestdijk.
Een van die typische onderdelen bij een de
Eloois-ontwerp was het monumentale hek rondom zo'n gebouw. Net als bij
Lenteleven en het slachthuis kwam er ook rond het politiebureau aan de
Stationslaan een hek met stenen pilaren te staan. Plus scherpe punten, waaraan
zelfs een paard ooit de dood vond.
Naast zijn werk als gemeente-architect moet
van de Eloois ook zijn inzet met serieuze taakopvatting als commandant van de
plaatselijke brandweer niet onvermeld blijven. En zeker niet zijn optreden dag
en nacht bij overstromingen, welke Baarn en omgeving toentertijd teisterden. Na
de ingebruikneming van het toen imposante nieuwe politiebureau aan de
Stationsweg, konden posten als in het gemeentehuis komen te vervallen, terwijl
op het Stationsplein eerst de politie-nachtdienst daar in augustus 1921 opgeheven
werd. Tussen 23 uur 's avonds en 7 uur 's morgens kon men alleen terecht op het
hoofdbureau. Later werd alles overgeplaatst en kwam het houten gebouw bij het
station leeg te staan. Overigens bleek er ook het een en ander te wensen over
in de nieuwe aanwinst van toen. Er ontbrak een kantine waar eetgelegenheid
geboden kon worden. Nu moesten de manschappen in de wacht eten. Een
portiersloge zou evenmin luxe geweest zijn.
De bezoekers moesten zich vervoegen aan een
loket in de hal en werden na het drukken op een bel te woord gestaan door iemand
in de meldkamer. Die omschrijving werd later eigenlijk pas goed van
toepassing, toen er ook een heuse meldtafel geplaatst werd.
Het lastige was dat die bezoekers in die hal
zo maar ieder vertrek, dat op die hal uitkwam, konden betreden. Er was dus nogal
eens sprake van een storen van hoog (korpschef) tot laag, inclusief
administratie en wacht.
De driewieler waarmee vóór en in de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog in Baarn verkeersslachtoffers en patiënten vervoerd werden. Achter het stuur hier de heer Geuchies van het plaatselijke Rode Kruis.
Links onder:
De eerste gemotoriseerde ambulance, die in Baarn de driewieler opvolgde.
Rechts:
De drie laatste adjudanten van het korps gemeentepolitie Baarn.
De verdieping boven het bureau werd er in
1959 bijgetrokken. Adjudant Bekking was de eerste die verhuisde, hoofdagent
Smit bleef er nog wat langer wonen. Bij de komst van hoofdinspecteur Backer na
de oorlog nam de uitbreiding van het korps duidelijke vormen aan; in die periode
kwam ook de eerste adjudant benoeming. De verdere groei werd vervolgens
veroorzaakt, toen Paleis Soestdijk het verblijf werd van een regerend vorstin.
Goed merkbaar was de vergroting voorts, toen
het cellencomplex verruimd werd en er een speciale cellengang bijkwam. Het
aantal (ingesloten) arrestanten liep op met 180%. Er moest nogal eens een
beroep op Soest gedaan worden, om ook daar arrestanten in te sluiten.
Het oude bureau aan de Stationsweg werd in de
loop der jaren zo goed mogelijk aangepast. Eerst met zelfwerkzaamheid van de
korpsleden, uiteindelijk door een grondige renovatie van het interieur, waarbij
ook de bovenverdieping betrokken werd. Ook verscheen er (meldkamer) nieuwe
apparatuur. Maar zelfs toen in de laatste week van juli 1981 tegen het
Oranjepark een semipermanent gebouw bij kwam, waarheen de korpsleiding en
administratieve dienst verhuisden, bleef het aantal beschikbare vierkante
meters ver onder de norm.
Normaal zou 1000 m' zijn, terwijl de veel te
kleine werkruimte weinig arbeidsvreugde bood en nauwelijks gelegenheid vertrouwelijke
verhalen te vertellen of
te horen. Het duurde even voor de
ruimte aan het Stationsplein een nieuwe bestemming kreeg. In 1925 werd het
'melkhuisje' voor f 100,- per jaar verhuurd aan de nieuw opgerichte vereniging
'Baarns Bloei'. Een poging daarvoor het viervoudige te vangen door verkoop van
het gebouw mislukte.
Op 15 januari 1925 werd na een vergadering in
het gemeentehuis die vereniging 'tot bevordering van het vreemdelingenverkeer
en de welvaart van Baarn' opgericht. Eigenlijk hadden de initiatiefnemers een
ander doel voor ogen, namelijk om het Middenboschterrein - de voormalige
meisjesschool tussen de Dalweg en de Zandvoortweg - in bezit te krijgen. Niet
alleen dat gebouw, ook de grote tuin.
Plannen waren er al gemaakt. Na aankoop of
erfpacht moest op die grond een eigentijdse concertzaal verrijzen, omgeven door
een fraai park. De gemeenteraad weigerde medewerking, ook ten aanzien van een
te verwerven hypotheek. Zodat het benodigde geld niet bijeengebracht kon
worden.
Het veroorzaakte gelijk de eerste crisis
binnen 'Baarns Bloei' en reeds zeven maanden na de oprichting trad het bestuur
af. Onder leiding van de nieuwe voorzitter J.M. van Hoogstraten -hoewel we ook
penningmeester A.J. Hertogh en secretaris J. v.d. Brink niet vergeten mogen -
kwam men alle strubbelingen weer te boven.
In de voormalige politiepost werd een heus
informatiebureau gestart, waaruit men met veel publiciteit intensieve propaganda
voor ons dorp maakte. Jaarlijks verschenen fraaie hotel- en pensiongidsen, want
in welk Baarns huis verleende men in die zomermaanden geen onderdak aan pensiongasten?
Later werden de prioriteiten verlegd en
tenslotte moest het oude 'melkhuisje' aan het Stationsplein plaats maken voor
een modern Verkeershuis, waar de letters VVV het oorspronkelijke 'Baarns Bloei'
op de achtergrond drukten.
* * *
Nu we toch even van het politiegebeuren
afgedwaald zijn, is nog een andere geschiedenis daar op het Stationsplein leuk
om te vermelden. Het betreft de klok op een paal, welke recht tegenover de
politiepost op de hoek van het Amaliapark geplaatst was. Een elektrischer klok,
welke daar al vrij vlug na de komst van de elektrische leiding in Baarn stond
te pronken.
De gemeente dacht er goed aan te doen. Er was
namelijk een verzoek binnen gekomen een stukje grond aan de Prins Hendriklaan
ter beschikking te stellen voor de bouw van een kabelhuisje. Best zei Baarn,
maar dan moeten jullie als tegenprestatie een elektrische klok op het plein
voor het station neerzetten.
Zogezegd, zo gedaan. Maar er kwamen direct al
verwikkelingen, omdat de grond waarop die klok geplaatst moest worden,
eigendom van de HIJ SM - waaruit later de NS zou ontstaan - was. En die wilde
alleen toestemming verlenen, wanneer de mensen die uit het station kwamen,
onmogelijk de tijd op de klok te zien kregen.
Dus kwam er een voorschrift, waarbij de
wijzers van de klok in een schuine stand moesten worden geplaatst. Moeilijk?
Niet alleen voor u om te volgen, blijkbaar ook voor de makers van de klok.
Volgens mensen, die het weten konden, is dat
namelijk de oorzaak geweest, dat het uurwerk minder solide geconstrueerd kon
worden. Hoe dan ook, de klok begon vrijwel vanaf het begin kuren te krijgen.
Dan liep zij voor, dan weer achter. En welke klokkenmaker er ook aan te pas
kwam, de een nog kundiger dan de ander, het hielp niets. Soms ging het een
tijdje goed, maar te snel was het weer mis.
Er is een kapitaal besteed aan die klok, maar
zij was niet goed te krijgen. Niet alleen de stationschef ergerde zich er dood
aan, heel Baarn sprak er schande van. Al zal die chef ook wel de nodige
klachten van de reizigers te horen hebben gekregen. Want het leek net, dat de
trein of te vroeg vertrok, of te laat binnenkwam.
Eind november 1924 werd de klok ten langen
leste maar weggehaald. Men kende haar grillen te goed, dat wel of juist
daarom?! Het werd knap vervelend steeds maar te moeten uitleggen, dat die tijd
fout was.
Bronnen:
Uitgegeven in verband met de reorganisatie van de Nederlandse politie en het opgaan van de Gemeentepolitie Baarn in Regiopolitie Utrecht District Eemland-Noord.
Tekst: S.N. Zwiep
Illustraties: Historische Kring Baerne Politiearchief, Baarnsche Courant en vele particulieren
Druk: Bakker Baarn
http://www.grijsvuur.nl
Vragen, opmerkingen of tips? Neem gerust contact op. Uiteraard kunt u groenegraf.nl ook volgen op Facebook en Twitter